Het leven als afvinklijstje

Toen ik kind was, bestond het leven uit een afvinklijstje. Ik diende me te gedragen. Tussen de kudde olifanten in de kamer kon ik nog nauwelijks manouvreren. De kiertjes die er waren en waarvan de anderen niet eens doorhadden dat ze er toch waren (klein zijn heeft voordelen) gaven me net nog ietsiepietsie lucht om te ademen en de volgende eindstreep te halen. 

De prijs die ik daarvoor moest betalen was eenzaamheid.

Kunt u zich voortellen dat je als kind leeft in een gezin waar een van de ouders ernstig ziek is, geen daglicht, voeding of geluid kan verdragen en waar je dus steeds op je tenen moet lopen? Het is een metafoor, want oppervlakkig gezien was die situatie bij ons niet zo. Maar het was wel heel vergelijkbaar, alhoewel er niet zo'n overduidelijke factor in het spel was. De sfeer was op dezelfde manier verziekt en vergiftigd. Je krijg dan als kind geen echte aandacht. Je staat in de overlevingsstand. Je komt geestelijk niet uit de verf. Die kant ontwikkelt zich niet. Zolang ik:

  • zonder kleerscheuren (letterlijk) thuiskwam
  • zonder klachten op school functioneerde
  • altijd netjes meeging naar de kerk
  • ultrabeleefd was tegen volwassenen
  • geen onvertogen woord sprak
  • altijd met twee woorden sprak (ja meneer, nee mevrouw)
Bleef ik in de veilige zone. Ik bleef netjes in het keurslijf dat vooral mijn moeder voor me had klaargelegd, als een stapeltje net gestreken kleren. Mijn vader speelde daar eigenlijk geen rol in. Zijn zachte karakter en liefdevolle kijk op het leven - en op ons, de kinderen - werd weggeblazen door de verbetenheid waarmee mijn moeder de skepter zwaaide.
Het leven bestond uit een setje regels waar je je aan moest houden. Ze waren echter niet aan de schoorsteen gehangen. Je moest er zelf the hard way achterkomen. Toch moet ik - in hindsight - de meeste al intuïtief hebben aangevoeld. Een soort telepathie hielp me om achter die onverbiddellijke regels te komen. Een broek scheuren betekende dat er een nieuwe broek moest komen. En dat ging geld kosten. En dat hadden we niet. Dus zorgde je dat je geen scheur in je broek maakte. De handelingsruimte die ik had was een soort kooi waarbinnen ik me "vrij" mocht bewegen. Gedetailleerde aanwijzingen - of correcties for that matter - waren vrijwel nooit aan de orde. Was ik zo goed in ontwijken?  Overlevingsinstinct? Maar binnenin die ruimte was er geen warmte, geen verbinding, geen aanmoediging, geen voorbeeld waaraan ik me kon optrekken. Het woord 'passie' stond niet in ons woordenboek. Geen van mijn ouders had zo'n passie. Maar eigenlijk niemand - zover ik kon nagaan. Op school was er geen passie. Vrienden van mijn oudere broer, daar voelde ik (van een afstandje) passie. De één maakte muziek, de ander zat de hele dag met weerstandjes, kabeltjes en andere mysterieuze electronica radiootjes te bouwen. Die passie, die voelde ik. "Het kan dus wel!" ging er door mijn gestel heen.
Pas na jarenlang aanhikken tegen mijn eigen verwarring heb ik de knoop doorgehakt: ik ben onveilig opgegroeid. Ik ben de schaamte voorbij. Nu pas durf ik het openbaar te delen. Een soort uit de kast komen eigenlijk. En dan ben ik al op leeftijd...
Tijdens een opstelling schrok ik van de enorme onzekerheid van mijn Innerlijk Kind. Aan de andere kant van de ruimte stond mijn speelsheid: dat was een heerlijke, vrolijke stuiterbal die steeds weer nieuwe avonturen aanging. Ik probeerde mijn Innerlijk Kind dan ook (fysiek) mee te nemen naar die avontuurlijke kant. Dat kostte enorm veel moeite. Ik was doodsbenauwd om dat wat er nog van dat kind over was, niet nog meer te crushen. Ergens tussenin stonden we dan ook stil, ik en mijn Innerlijk kind. De begeleider stopte daar de opstelling - er was genoeg naar voren gekomen.
Een paar weken hierna lukte het me een veilige haven te zijn voor dat diep beschadigde Innerlijk Kind en kon ik het in me opnemen en me ermee vereenzelvigen. Dat was een van de grootste zegeningen in mijn leven.

Dus ja, ik ben onveilig opgegroeid. Vanaf ongeveer mijn zesde jaar sloot ik me op in een coconnetje van waaruit ik zo min mogelijk contact met de buitenwereld had. Echt alleen het minimum liet ik zie, als het  nodig was. Dat is geen uitnodigende omgeving voor een kind om zich te ontwikkelen. 

Comments

Popular posts from this blog

Al dat spiriwirigedoe.....

De Kindbeeldentuin - inleiding

B3-onderzoek gemiste kansen