Werken aan 'needy' kinderen ipv 'needed' kinderen?
- Get link
- X
- Other Apps
Astrid GrevenAstrid Greven • 1st1stWerken aan sociale inclusie, auteur, spreker, trainer ongewone reisgids voor het gewone levenWerken aan sociale inclusie, auteur, spreker, trainer ongewone reisgids voor het gewone leven9m • 9 minutes ago • Visible to anyone on or off LinkedIn
Zorgkind. De kracht van taal. Werkelijk iedereen vraagt voortdurend 'wat een kind nodig heeft' en deze ene vraag is bedenkelijk. Zelden hoor ik de vraag 'wat een kind kan betekenen'.
Werken aan 'needy' kinderen ipv 'needed' kinderen. Zorgkinderen ipv kinderen die nodig zijn. Echter, de veelgenoemde village heeft alle kinderen nodig om een village te zijn!
Het zal je verbazen welke andere antwoorden je krijgt door de andere vraag te stellen.
En daarom, geweldig initiatief van de online boekenclub Elske Brouwer Schudde.
Voor meer taal en andere manier van kijken lees ook 'De ongewone Reisgids voor het gewone leven'. Niet zo bekend wellicht, wél vernieuwend met ervaringen van 30 jaar werken aan inclusie.
www.ongewonereisgids.nl
Ongewone Reisgids voor het gewone leven
Werken aan 'needy' kinderen ipv 'needed' kinderen. Zorgkinderen ipv kinderen die nodig zijn. Echter, de veelgenoemde village heeft alle kinderen nodig om een village te zijn!
Het zal je verbazen welke andere antwoorden je krijgt door de andere vraag te stellen.
En daarom, geweldig initiatief van de online boekenclub Elske Brouwer Schudde.
Voor meer taal en andere manier van kijken lees ook 'De ongewone Reisgids voor het gewone leven'. Niet zo bekend wellicht, wél vernieuwend met ervaringen van 30 jaar werken aan inclusie.
www.ongewonereisgids.nl
Ongewone Reisgids voor het gewone leven
Elske Brouwer SchuddeElske Brouwer Schudde • 2ndVerified • 2ndPhD kandidaat aan de Rijksuniversiteit Groningen & werkzaam vanuit lectoraat Goede Onderwijspraktijken aan de Hogeschool Viaa in ZwollePhD kandidaat aan de Rijksuniversiteit Groningen & werkzaam vanuit lectoraat Goede Onderwijspraktijken aan de Hogeschool Viaa in Zwolle23h • Edited • 23 hours ago • Edited • Visible to anyone on or off LinkedIn
“Ja, maar mama, dat is een zorgkind.”
Dat zei een van onze kinderen, na een dag op school en de opvang.
Ik kijk hier enorm van op. Een kind, ons kind, zegt dit. En ik vraag me af: waarom gebruiken we deze woorden? Wie bepaalt ze? En wat doen ze eigenlijk met ons en met kinderen? Leidt het tot vervreemding of tot verbondenheid? Het puzzelt me enorm.
In de context van hulpverlening én het onderwijs hoor ik volwassenen namelijk vaak spreken over cliënten, patiënten of zorgkinderen…
Alsof we mensen samenvatten tot hun “probleem”. Kinderen horen deze woorden, nemen ze over en maken ze eigen.
Zo worden onze kinderen niet alleen genoemd, maar ook gevormd. Het wordt dan normaal, terwijl ik juist het tegenovergestelde ervaar om iemand op deze manier te framen.
Tijdens het lezen van De markt van welzijn en geluk van Hans Achterhuis (een uitdagend boek om te lezen en om uit te lezen… voor de volgende online boekenclub van Lectoraat Goede Onderwijspraktijken Viaa onder leiding van Ingrid Paalman-Dijkenga met spreker Mark Weghorst) wordt pijnlijk duidelijk hoe taal en macht met elkaar samenhangen.
Achterhuis (1979) stelt dat hulpverlening niet alleen problemen oplost, maar ook problemen produceert door mensen te benoemen als “hulpbehoevend”. Afhankelijkheid wordt daarmee genormaliseerd of zelfs gecreëerd.
Wanneer we kinderen zorgkind noemen, leggen we een identiteit op. We zetten hen, misschien onbewust, vast in een rol van afhankelijkheid.
De framing wordt werkelijkheid en we legitimeren daarmee onze eigen systemen en de taal die daaraan verbonden is.
Daarom is kritische reflectie nodig.
Op hoe wij praten.
En op wie er baat heeft bij deze etiketten.
Laten we kinderen niet gevangen zetten in taal die hen klein maakt. Wat zou er gebeuren als we kinderen eerst als mens zien, in plaats van als zorgobject? In hoeverre heeft dit invloed op verbonden zijn met de ander?
Niet door het kind als ‘probleem’ te zien,
maar door de volledige context onder de loep te nemen, zoals ook Bert Wienen zo krachtig beschrijft in zijn prachtige boeken.
Ik zie hierbij ook haakjes met mijn promotieonderzoek. En ook de uitdaging om passende taal te vinden om te onderzoeken!
De eerste deelstudie biedt namelijk een breed overzicht van de huidige situatie in Nederland hoe leraren geloof in eigen en gezamenlijke kunnen beoordelen in het kader van verbondenheid bij en met alle leerlingen in inclusieve klassen.
De tweede deelstudie gaat dieper in op de ervaringen en opvattingen van leraren via focusgroepen, met bijzondere aandacht voor bevorderende factoren die het geloof in eigen en gezamenlijke kunnen gericht op verbondenheid bij leerlingen kunnen versterken.
Uiteraard volgen in de loop van de tijd studie 3 en 4 van dit onderzoek.
Wil je meedoen met de boekenclub? Meld je dan hier aan:
https://lnkd.in/ecuXdQUB
Dat zei een van onze kinderen, na een dag op school en de opvang.
Ik kijk hier enorm van op. Een kind, ons kind, zegt dit. En ik vraag me af: waarom gebruiken we deze woorden? Wie bepaalt ze? En wat doen ze eigenlijk met ons en met kinderen? Leidt het tot vervreemding of tot verbondenheid? Het puzzelt me enorm.
In de context van hulpverlening én het onderwijs hoor ik volwassenen namelijk vaak spreken over cliënten, patiënten of zorgkinderen…
Alsof we mensen samenvatten tot hun “probleem”. Kinderen horen deze woorden, nemen ze over en maken ze eigen.
Zo worden onze kinderen niet alleen genoemd, maar ook gevormd. Het wordt dan normaal, terwijl ik juist het tegenovergestelde ervaar om iemand op deze manier te framen.
Tijdens het lezen van De markt van welzijn en geluk van Hans Achterhuis (een uitdagend boek om te lezen en om uit te lezen… voor de volgende online boekenclub van Lectoraat Goede Onderwijspraktijken Viaa onder leiding van Ingrid Paalman-Dijkenga met spreker Mark Weghorst) wordt pijnlijk duidelijk hoe taal en macht met elkaar samenhangen.
Achterhuis (1979) stelt dat hulpverlening niet alleen problemen oplost, maar ook problemen produceert door mensen te benoemen als “hulpbehoevend”. Afhankelijkheid wordt daarmee genormaliseerd of zelfs gecreëerd.
Wanneer we kinderen zorgkind noemen, leggen we een identiteit op. We zetten hen, misschien onbewust, vast in een rol van afhankelijkheid.
De framing wordt werkelijkheid en we legitimeren daarmee onze eigen systemen en de taal die daaraan verbonden is.
Daarom is kritische reflectie nodig.
Op hoe wij praten.
En op wie er baat heeft bij deze etiketten.
Laten we kinderen niet gevangen zetten in taal die hen klein maakt. Wat zou er gebeuren als we kinderen eerst als mens zien, in plaats van als zorgobject? In hoeverre heeft dit invloed op verbonden zijn met de ander?
Niet door het kind als ‘probleem’ te zien,
maar door de volledige context onder de loep te nemen, zoals ook Bert Wienen zo krachtig beschrijft in zijn prachtige boeken.
Ik zie hierbij ook haakjes met mijn promotieonderzoek. En ook de uitdaging om passende taal te vinden om te onderzoeken!
De eerste deelstudie biedt namelijk een breed overzicht van de huidige situatie in Nederland hoe leraren geloof in eigen en gezamenlijke kunnen beoordelen in het kader van verbondenheid bij en met alle leerlingen in inclusieve klassen.
De tweede deelstudie gaat dieper in op de ervaringen en opvattingen van leraren via focusgroepen, met bijzondere aandacht voor bevorderende factoren die het geloof in eigen en gezamenlijke kunnen gericht op verbondenheid bij leerlingen kunnen versterken.
Uiteraard volgen in de loop van de tijd studie 3 en 4 van dit onderzoek.
Wil je meedoen met de boekenclub? Meld je dan hier aan:
https://lnkd.in/ecuXdQUB
- Get link
- X
- Other Apps
Comments
Post a Comment