Kinderen werden verhandeld
- Get link
- X
- Other Apps
Krijn ten HoveKrijn ten Hove • 1stVerified • 1stMeedenker, columnist, nieuwsduider en journalist specialisatie jeugdbescherming / onderzoeker / zakelijk directeur / Geïnteresseerd? Volg me gerust of stuur een uitnodiging om te linken!Meedenker, columnist, nieuwsduider en journalist specialisatie jeugdbescherming / onderzoeker / zakelijk directeur / Geïnteresseerd? Volg me gerust of stuur een uitnodiging om te linken!10m • 10 minutes ago • Visible to anyone on or off LinkedIn
Vanmorgen zag ik een pushbericht voorbij komen: een artikel over hoe schrijver Menno Lanting onbedoeld ontdekte dat kinderen ooit werden geveild in Nederland. Mijn eerste gedachte was: “Kan dat echt waar zijn?” Maar hoe meer ik las, hoe duidelijker de parallellen werden met het heden. Wederom een signaal dat we in de jeugdzorg blijven vasthouden aan oude structuren.
In de 18e eeuw werden kinderen toegewezen aan de laagste bieder, iemand die tegen zo min mogelijk vergoeding de zorg op zich nam. Het kind had geen stem, de kosten en de structuur bepaalden zijn toekomst. Vandaag, anno 2025, doen we dat niet meer letterlijk – er zijn geen veilingen meer – maar fundamenteel is er weinig veranderd. Kinderen in de pleegzorg hebben nog steeds geen of beperkte inspraak, worden verplaatst naar gezinnen of instellingen buiten hun vertrouwde omgeving en netwerk en de plaatsing wordt gedreven door beschikbare budgetten, capaciteit en gemeentelijke voorkeuren. Het systeem stuurt nog altijd, het kind volgt.
Het is schrijnend hoe de geschiedenis ons spiegels voor blijft houden. Terwijl we praten over transparantie en kindgerichte hulp, blijven we ondertussen vasthouden aan bureaucratische logica die oorspronkelijk uit een tijd stamt waarin kinderrechten niet bestonden. Dat zie je ook in de jeugdbescherming: de kern van de huidige jeugdwet dateert uit 1901. Een wet die in bijna 125 jaar talloze malen is aangepast, maar nog steeds zijn wortels voelt in een tijd waarin het systeem boven het kind stond. Een wet waarin maatregelen zijn opgenomen die inmiddels op basis van kennis en ervaring inmiddels al jaren achterhaald zijn.
En ook nu spelen belangen een rol. Net zoals vroeger de armen of boeren die het minst vroegen de kinderen kregen toegewezen, vaak als goedkope arbeidskrachten, spelen nu budgetten, gemeentelijke kaders en de positie van instellingen mee bij waar kinderen terechtkomen. Het systeem bepaalt; kinderen en vaak ook hun ouders hebben weinig tot geen grip op het proces dat hun leven raakt. Pleegzorg zou een veilige haven moeten zijn, een plek waar het kind centraal staat. Maar het lijkt een modern equivalent te zijn van iets wat we niet wisten: een veiling die bureaucratisch gestuurd wordt, met onbedoelde consequenties voor het kind.
Dit soort verhalen zijn onmisbaar. Ze confronteren ons met de vraag: hoe kunnen we echt breken met oude patronen? Hoe zorgen we ervoor dat de rechten, het welzijn en de stem van het kind centraal staan, zonder dat de belangen van instellingen, budgetten of systemen steeds doorslaggevend zijn? Het antwoord ligt niet in kleine aanpassingen, maar in fundamentele keuzes: de herziening van processen, het vergroten van kinder-inspraak, en een cultuurverandering binnen jeugdzorg en jeugdbescherming.
De geschiedenis mag niet langer een spiegel zijn waarin we onze fouten zien en toch herhalen. De veiling is voorbij, maar het systeem is dat niet.
Dank Menno, ik kijk uit naar 16 september als je boek verschijnt.
In de 18e eeuw werden kinderen toegewezen aan de laagste bieder, iemand die tegen zo min mogelijk vergoeding de zorg op zich nam. Het kind had geen stem, de kosten en de structuur bepaalden zijn toekomst. Vandaag, anno 2025, doen we dat niet meer letterlijk – er zijn geen veilingen meer – maar fundamenteel is er weinig veranderd. Kinderen in de pleegzorg hebben nog steeds geen of beperkte inspraak, worden verplaatst naar gezinnen of instellingen buiten hun vertrouwde omgeving en netwerk en de plaatsing wordt gedreven door beschikbare budgetten, capaciteit en gemeentelijke voorkeuren. Het systeem stuurt nog altijd, het kind volgt.
Het is schrijnend hoe de geschiedenis ons spiegels voor blijft houden. Terwijl we praten over transparantie en kindgerichte hulp, blijven we ondertussen vasthouden aan bureaucratische logica die oorspronkelijk uit een tijd stamt waarin kinderrechten niet bestonden. Dat zie je ook in de jeugdbescherming: de kern van de huidige jeugdwet dateert uit 1901. Een wet die in bijna 125 jaar talloze malen is aangepast, maar nog steeds zijn wortels voelt in een tijd waarin het systeem boven het kind stond. Een wet waarin maatregelen zijn opgenomen die inmiddels op basis van kennis en ervaring inmiddels al jaren achterhaald zijn.
En ook nu spelen belangen een rol. Net zoals vroeger de armen of boeren die het minst vroegen de kinderen kregen toegewezen, vaak als goedkope arbeidskrachten, spelen nu budgetten, gemeentelijke kaders en de positie van instellingen mee bij waar kinderen terechtkomen. Het systeem bepaalt; kinderen en vaak ook hun ouders hebben weinig tot geen grip op het proces dat hun leven raakt. Pleegzorg zou een veilige haven moeten zijn, een plek waar het kind centraal staat. Maar het lijkt een modern equivalent te zijn van iets wat we niet wisten: een veiling die bureaucratisch gestuurd wordt, met onbedoelde consequenties voor het kind.
Dit soort verhalen zijn onmisbaar. Ze confronteren ons met de vraag: hoe kunnen we echt breken met oude patronen? Hoe zorgen we ervoor dat de rechten, het welzijn en de stem van het kind centraal staan, zonder dat de belangen van instellingen, budgetten of systemen steeds doorslaggevend zijn? Het antwoord ligt niet in kleine aanpassingen, maar in fundamentele keuzes: de herziening van processen, het vergroten van kinder-inspraak, en een cultuurverandering binnen jeugdzorg en jeugdbescherming.
De geschiedenis mag niet langer een spiegel zijn waarin we onze fouten zien en toch herhalen. De veiling is voorbij, maar het systeem is dat niet.
Dank Menno, ik kijk uit naar 16 september als je boek verschijnt.
Hoe schrijver Menno onbedoeld ontdekte dat kinderen ooit werden geveild in Rotterdam: 'Kan toch niet waar zijn?'
Kinderveilingen. Je kunt je er, ook al zegt de naam voldoende, weinig bij voorstellen. Maar precies dat is wat eeuwenlang gebeurde met weeskinderen in ons land, ontdekte schrijver Menno Lanting. Ook in Rotterdam. De kinderen waren handelswaar met als doel ze in te zetten als goedkope arbeidskrachten.
Dat Menno Lanting zo’n diepe duik nam in de historie, was in eerste instantie eigenlijk helemaal niet de bedoeling. Zijn zoektocht begon vanuit een hobbymatige interesse in geschiedenis, die de schrijver deelt met zijn 85-jarige moeder.
“Zij vertelde me ooit dat haar oma wees was geworden”, vertelt Lanting. “Ik dacht: dat ga ik eens even uitzoeken en dan maak ik een leuk boekje voor m’n moeder, voor moederdag.”
‘Het kan toch niet waar zijn dat dit is gebeurd?’
Dat ene zaadje bleek uiteindelijk de kiem voor een veel grotere ontdekking én zoektocht die in Deventer begon. “Daar had mijn overgrootmoeder in het weeshuis gezeten. Gelukkig was er nog een heel dossier van haar, net als van haar broers en zussen. Maar toen bleek dat ze nog geen week in dat weeshuis had gezeten.”
Zijn grootmoeder onderging het lot wat honderdduizenden mensen destijds ook moeten zijn ondergaan, ontdekte Lanting. Ze was een zogenoemde bestedeling. Een term die de schrijver ook niet kende, maar inhoudt dat kwetsbare kinderen, maar ook ouderen en gehandicapten waar niet voor kon worden gezorgd tijdens een veiling werden verkocht aan de laagste bieder. Kortom: ze werden uitbesteed.
“Tot mijn verbazing was er ook nauwelijks iets over geschreven. Dit is zo’n onbekend fenomeen. Je denkt: het kan toch gewoon niet waar zijn dat dit is gebeurd? Het is een miskenning voor alle kinderen en ouderen die dit hebben doorgemaakt. Toen dacht ik: zal dit alleen een fenomeen zijn geweest in Deventer en omstreken?”
Handelswaar
Nee, bleek al snel. Lanting spitte twee jaar lang vele archieven door en zo kwam naar voren dat dergelijke praktijken in het hele land gedurende tweeënhalve eeuw schering en inslag waren. In 70 tot 80 procent van de gevallen ging het om kinderen. Het eerste veilingverslag dat Lanting boven tafel kreeg, dateert uit 1718 en stamt uit Rotterdam.
De kinderen kwamen veelal terecht bij boeren, maar soms bijvoorbeeld ook bij kleermakers. “Die moesten voor de kinderen of ouderen zorgen. Het leidde er vaak toe dat ze hele goedkope arbeidskrachten waren. Ze kwamen meestal uit de grote stad en gingen naar omliggende dorpen. Als daar geen plek meer was, werden ze vaak richting de Achterhoek of Twente verscheept. Vanuit Rotterdam kwamen ze veelal in Twente terecht.”
Ze waren uiteindelijk dus handelswaar en inderdaad: ze werden verkocht aan de láágste bieder. “Dat is verwarrend voor mensen”, zegt Lanting. “Bij een veiling denk je: dat moet de hoogste bieder zijn. De bedoeling was dat de kerk of het armenbestuur betaalden voor de verzorging van de kinderen. Dat moest niet te veel geld kosten en dus ging het kind naar degene die het minst vroeg voor de verzorging.”
Slapen tussen dieren
Van dat geld moest het kind worden gevoed, verzorgd en gekleed, vertelt Lanting, maar dat waren ‘ruime begrippen’. Zeer regelmatig bivakkeerden bestedelingen in slechte omstandigheden en mochten ze niet op de boerderij slapen.
“Als ze geluk hadden sliepen ze bij de dieren of in een apart hok op het veld. Er zijn ook echt wel voorbeelden van kinderen die het goed hebben gehad, zoals kinderen die de boerderij hebben gekregen met de erfenis of kinderen die zijn opgenomen in het familiegraf. Maar over het algemeen was het echt niet best.”
Hoe ouder de kinderen waren, hoe meer ze op het land konden doen. En dus was een tiener die flink aan het werk kon worden gezet meer waard dan een peuter of kleuter.
Kamervragen
Protest was er in die tijd ook zeker, weet Lanting. Er werden Kamervragen gesteld en in kranten stonden kritische ingezonden brieven. Aan het eind van de 19e eeuw kwam er ook daadwerkelijk bureaucratische regulatie. Pas vanaf dat moment werden de bestedelingen ook geregistreerd.
“Toen werd het meer een toekenning dan een veiling, maar het principe van de laagste bieder bestond nog steeds. Het leidde nog steeds tot misstanden. Je kunt je voorstellen: de mensen die er het minst voor over hadden, waren vaak heel arm en wilden ook waar voor hun geld. Kinderen en bejaarden werden acuut aan het werk gezet. Dat ging ongeveer door tot de Tweede Wereldoorlog.”
Vondst van bijzondere brief
Op het moment dat bestedelingen volwassen waren, mochten ze hun vleugels uitslaan. Eerst lag die leeftijd op 23 jaar, later werd het 21 jaar. Zijn overgrootmoeder had net iets meer geluk, ontdekte Lanting naar aanleiding van de vondst van een brief.
Het was een brief geschreven door zijn overgrootvader, die op dezelfde boerderij knecht was. “Ze werden verliefd op elkaar en mijn overgrootvader, die nauwelijks kon schrijven, schreef een brief aan de ‘hoge heren’ om mijn overgrootmoeder op 18-jarige leeftijd vrij te krijgen.”
Een verzoek dat na ‘heel veel toestanden en met hoge uitzondering’ werd ingewilligd, zegt Lanting. “In die brief lees je tussen de regels door ook hoe ze het ervaart op de boerderij. Het gaat bijvoorbeeld over dat de boerin haar niet wil laten gaan, omdat ze voor haar een handig sloofje is. En dat ze al jarenlang geen nieuwe kleding heeft gehad, terwijl dat wel was beloofd. Dat geeft een hele mooie inkleuring van hoe het is gegaan.”
- Get link
- X
- Other Apps
Comments
Post a Comment